Ton Frissen houdt Katwijkse visverwerkingsfabriek op Faeröer... - Leidsch Dagblad

2021-11-29 10:10:01 By : Ms. wubai store

Ton Frissen en zoon Thom.© Foto Finnur Justinussen

De visverwerkingsfabriek op de Faeröer is het grote verhaal van Parlevliet & Van der Plas (PP) op kleine schaal: nieuwe grenzen verkennen, met een kleine groep Katwijkers een project ver van huis opzetten en tot een succes maken. Dat gaat niet zonder slag of stoot: doorzettingsvermogen is nodig om te overleven en de lokale weerstand tegen de grootschalige methode te trotseren. Na de profielschets van een van de grootste visserijbedrijven ter wereld uit Katwijk, ging deze krant op bezoek bij manager Ton Frissen, de man die namens Parlevliet & Van der Plas de zaken regelt op de archipel in de Atlantische Oceaan.

Eigenlijk zou hij 365 dagen per jaar, 24 uur per dag op zijn post moeten zijn om de Katwijkse visverwerkingsfabriek op de Faeröer draaiende te houden. Zelfs Ton Frissen (52) kan dat niet, dus stapt hij op een mooie zonnige ochtend na een achtdaags verblijf in Katwijk de vertrekhal van Schiphol binnen.

Het is alsof de beheerder de bus naar Leiden neemt, zo routine is de vlucht geworden naar de onherbergzame archipel in de zee tussen Schotland en IJsland, met minder inwoners dan de gemeente Katwijk. Twaalf jaar lang duurt de voorwaartse functie van het familiebedrijf ongeveer 230 dagen per jaar.

Niet dat hij thuis rustte. Zijn korte vakantie zat vol met afspraken voor zijn andere bezigheden om Katwijks viseer te hoog te houden, waarvan de organisatie van het gratis muziekfestival Haringrock de belangrijkste was. Tussendoor hield de bedrijfstelefoon hem dag en nacht bezig. “Het is nooit een weekend of vakantie bij PP.”

Het KLM-toestel heeft de landingsbaan in Kopenhagen nog maar net bereikt of de manager opent de FishFacts-app op zijn telefoon. "Laten we eens kijken wat de visserij doet." Op zijn scherm verschijnt de wereldkaart vol gekleurde stippen, die aangeven waar de schepen zich op dat moment bevinden. 'Kijk', zegt hij. “Het is zoeken, dat merk ik aan de snelheid. En deze, een Groenlander, gaat maar vier mijl per uur. Hij is aan het vissen."

Zijn vingers bewegen ongeduldig langs de stippen die nu, in het hoogseizoen van augustus, vele tonnen makreel naar zijn verwerkingsbedrijf moeten brengen. “Toen we vertrokken, stonden ze praktisch stil. Nu zijn ze op zoek. Het is er opvallend stil.” Lopend door de jetbridge heeft Frissen al de eerste schipper aan de telefoon. "Goedendag, hoe gaat het met vissen? ’, vraagt ​​hij met een twijfelende blik. En dan, hoofdschuddend: "Niet goed."

Aan een restauranttafel op het vliegveld, wachtend op de aansluitende vlucht naar de archipel, moedigt hij zich allereerst aan. “De visserij is erg veranderlijk. Vanavond kan alles anders zijn.” Bijna zonder het te beseffen typt hij ondertussen een berichtje op zijn telefoon. "E-mail Diek maar met mijn bevindingen."

Diek is Diek Parlevliet, de grote baas van de Katwijkse multinational, aan wie hij dagelijks rapporteert over wat er op de Faeröer gebeurt. “Ik voel me zijn oren en ogen hier. In zo'n grote groep moet je de juiste figuren op de juiste plek hebben, elkaar blindelings vertrouwen en flexibel zijn. Dat is de bedrijfscultuur. Diek zegt altijd: doe alsof het je eigen zaak is, dat maakt je scherp en kritisch.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

De visverwerkingsfabriek van Parlevliet & Van der Plas in Kollafjørdur, met drie schepen voor de kade.© Foto Finnur Justinussen

Frissen staat versteld van de arbeidsethos van zijn 66-jarige leraar. “Diek houdt alles bij, ondanks dat het bedrijf zo groot is. Hij weet alles. Ik heb daar grote bewondering voor. Als hij twintig vestigingen onder zijn hoede heeft, denk ik: dan moet ik er ook wel mee kunnen rondkomen? Ik neem altijd op als hij belt, zeven dagen per week, 24 uur per dag. En als ik dat niet heel af en toe doe, zegt hij: waar was je?"

Een paar uur later kijkt Frissen vanuit zijn vliegtuigstoel uit over de in mist gehulde rotsen van de mysterieuze Faeröer. In het midden ervan ligt Kollafjørdur, een nederzetting in een pittoresk fjord met zo'n tweehonderd zielen en een niet nader genoemde witvisverwerkingsfabriek. Sinds de bouw aan het begin van deze eeuw is het onder Faeröerse heerschappij twee keer failliet gegaan.

Alles veranderde toen Parlevliet & Van der Plas de constante zoektocht naar nieuwe vangstquota overnamen en er een winstgevend efficiëntiemodel van maakten. Duizend ton vis per 24 uur kan volautomatisch op gewicht gesorteerd, ingevroren en verpakt worden, drie keer zoveel als in de tijd voor de komst van de Katwijkers.

“PP bracht de kennis in”, legt Frissen uit. “Ook een mentaliteitsverandering. Dag en nacht in ploegendienst werken om boten zo snel mogelijk leeg te maken. Voordat we hier kwamen moest een boot met vis soms uren wachten. Ze mogen me altijd bellen. Als ik niet reageer, gaan ze naar iemand anders. En zonder vis komt de fabriek stil te liggen.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Ton Frissen en zoon Thom.© Foto Finnur Justinussen

Na projecten in Mauritanië, Amerika en Peru is het Frissens vierde grote buitenlandse baan voor het familiebedrijf, dat hij een leven lang heeft vervuld. Als schooljongen deed hij al vakantiewerk op zee voor Parlevliet & Van der Plas.

Op zijn twintigste begon hij als matroos te werken op de Dirk Diederik, een sfeervolle vissersboot vol dorpsgenoten. Tegenwoordig heet het de Alina, het vaart onder Poolse vlag en was tot voor kort een van de vaste leveranciers van het verwerkingsbedrijf onder leiding van Frissen. Zijn carrière valt grotendeels samen met de onstuitbare groei van het familiebedrijf.

Hoe duizelingwekkend groot de multinational ook is geworden, Katwijkers bezetten alle sleutelposities die zich vanaf de werkvloer hebben opgewerkt. "Dat is PP", zegt Frissen bij de landing op de Faeröer voor een nieuw verblijf van vijf weken. “Ze geven goede mensen kansen. De organisatie is klein, de lijnen zijn kort. Als je eenmaal zo'n hechte band hebt, laat je elkaar niet meer los. Ik ben misschien geen familie, maar ik voel me ook een van hen.”

De volgende ochtend rijdt hij vrolijk in zijn Faeröerse auto door de straten van Tórshavn, de fotogenieke hoofdstad van twintigduizend inwoners. "Een meevaller. Gisteravond laat zag ik op mijn telefoon dat een Groenlands schip ver naar het noorden aan het vissen was. Ik heb meteen de schipper gebeld. Daarna maakte hij een mooie tocht in de vrije internationale zone. Om 3 uur belde hij om te zeggen dat ik 450.000 kilo makreel bij hem kon kopen. Ik heb toen een prijs opgegeven. Het komt morgenochtend aan.”

In de verlaten fabriek blijkt het een hele opgave om alle zeventig lokale oproepkrachten voor de volgende dag bij elkaar te krijgen. Vanachter zijn bureau lacht Frissen en wijst naar de razendsnelle afwisseling van mist, regen en zon boven de fjord. „De bijnaam van de Faeröer is The Land of Maybe . Dat geldt niet alleen voor het weer, maar ook voor de mentaliteit van de bewoners. Alles is hier erg wispelturig. Het kan zomaar gebeuren dat we een nieuwe monteur inhuren en hij komt na een paar dagen niet opdagen."

Zodra grienden langs de eilanden zwemmen en de Faeröer deze kleine walvissen traditioneel een baai in drijven en afslachten, hoeft de manager helemaal niet meer op zijn personeel te rekenen.

“Dan zijn er zeker een paar die gewoon vertrekken. Daar kun je niet op bouwen en het is moeilijk om ze te stoppen omdat ze op uurbasis werken. Om hier als Nederlands bedrijf voet aan de grond te krijgen, moet je dus iets te bieden hebben. Het zal altijd een verrassend eiland blijven. Soms heb ik het gevoel dat ik het een dag onder controle heb, soms een heel jaar. Ik moet er bovenop blijven zitten."

Als Katwijker verbaast Frissen zich niet over enige geslotenheid en eigenaardigheid, maar deze eilandbewoners behoren in zijn ogen tot de uitzonderlijke categorie. “Katwijkers zijn nieuwsgierig, ze beoordelen eerst of een nieuwkomer erin past. Hier zijn ze alvast. Dat is jammer. We bieden veel werkgelegenheid, sponsoren sportclubs, geven aan goede doelen, zoals elk ander bedrijf. Maar als je geen Faeröer bent, is het niet gemakkelijk voor je."

Diek Parlevliet zegt zich in eerste instantie alleen bezig te houden met de overname van de failliete rederij Naereberg AS.

“We zijn met een groep aandeelhouders naar de Faeröer afgereisd om hierover met de overheid te overleggen. We vroegen: zijn we welkom op dit eiland? Anders doen we het liever niet. Nee, we waren van harte welkom! De minister van Binnenlandse Zaken zei: we hebben ook een fabriek in Kollafjørdur, zou je daar eens willen gaan kijken? Mijn antwoord was goed: we hebben al twee fabrieken, dat is meer dan genoeg. Achteraf zijn we blij dat we erin zijn gestapt. En trots op de manier waarop Ton zijn werk doet, onder moeilijke omstandigheden.”

Frissen, die gewend was hard en ongestoord te werken met zijn teams in Mauritanië en Peru, moest een grote switch maken. “Eerst dacht ik: waar ben ik nu beland? Ik was op zoek om de cultuur te begrijpen. Inmiddels heb ik de mensen voor zich gewonnen, anders zou je het hier niet zo lang volhouden. Over een jaar krijg ik zelfs een permanente verblijfsvergunning, een Faeröers paspoort. Dat voelt als een teken van respect.”

Toch wordt het nooit stil op de eilandengroep die leeft van de visserij, daar hebben Parlevliet en Frissen zich bij neergelegd. In de beginjaren beperkte het verzet tegen de Nederlandse aanwezigheid zich vooral tot bewoners die de fabriek binnenliepen om een ​​lege zak met 'hun vis' te vullen. “Toen zei ik: nee, we hebben hem gekocht. Nu gebeurt dat niet vaak. En als ze met een tas komen, weten ze: eerst vragen.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

16 uur lang wordt 450.000 kilo makreel vanaf een Groenlands schip in de verwerkingsfabriek gepompt.© Foto Finnur Justinussen

Veel bedreigender voor de bedrijfsvoering van Katwijk was de poging van de Faeröerse regering in 2017 om met nieuwe wetgeving de verkoop van visrechten aan grote buitenlandse bedrijven ongedaan te maken. Premier Mark Rutte voorkwam dit met een telefoontje naar zijn collega Aksel V. Johannesen, waarin hij dreigde met zeer negatieve gevolgen voor de vrijhandelsovereenkomsten van de Faeröer met de Europese Unie. Parlevliet maakt er geen geheim van dat zijn machtige lobby achter deze interventie zat. "Het is mijn taak om dat te doen."

Formeel is de verwerkingsfabriek slechts een marktplaats. In de praktijk heeft Parlevliet & Van der Plas met financiële belangen in andere visserijbedrijven op de Faeröer een constante aanvoer, en daarmee het felbegeerde quotum, weten te verzekeren. Zo is de samenwerking met 'partner' JFK hecht. Eigenaar Hanus Hansen betrekt Frissen nauw bij het besturen van de twee boten. "Het gaat heel goed", zei de laatste. “En dat werkt voor beide partijen.”

Voormalig minister van Visserij Høgni Hoydal vindt dit soort constructies te schimmig en wilde daar met de nieuwe wetgeving een einde aan maken. "Economische misdaad is moeilijk te bewijzen", zegt hij tegen De Groene Amsterdammer. “We hebben het geprobeerd, maar konden niet eens het netwerk van alle dochterondernemingen van deze multinationals in kaart brengen. Het is bijna onmogelijk om de geldstromen te volgen.”

Frissen erkent dat zijn bedrijf is gegroeid door de grenzen te verleggen, maar benadrukt dat het zich houdt aan vangstquota en andere regels. Volgens hem komt de onophoudelijke politieke oppositie voort uit trots. "Het is moeilijk te accepteren dat we de fabriek hebben laten draaien terwijl zij het zelf niet konden."

In een zijstraat van Tórshavn stapt hij die avond restaurant Toscana binnen, voor een warm weerzien met eigenaar Mohse Darvishi. Dit is de plek waar het sociale leven van Frissen, of wat daarvoor moest gebeuren, zich afspeelde in zijn eerste jaar op het eiland. Wonen in het naastgelegen hotel, de dampende kommen uitstekende vissoep van 'Moses', zoals hij de autochtone Iraniër steevast noemt, vormden een lichtpuntje in eenzame tijden. Temeer omdat de vrolijke kok zelf maar al te graag met een glaasje wijn aan de tafel ging zitten.

Het heeft geresulteerd in een vriendschap voor het leven. "Mozes zorgde voor me omdat ik zo laat thuiskwam. Om zeven uur 's ochtends reed ik naar de fabriek, om elf uur 's avonds was ik terug. Het kostte enorm veel tijd om alles naar mijn zin te krijgen. De eerste maanden zag ik niet eens hoe het eiland eruit zag, want in de winter is er hier maar een paar uur per dag licht. Er waren tijden dat ik tegen Diek zei: zoek het uit met je eiland.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Ton Frissen controleert de kwaliteit van de aangevoerde makreel aan de lopende band.© Foto Finnur Justinussen

Na een jaar verhuisde Frissen naar een typisch Scandinavisch huis op loopafstand van de fabriek. Hij wordt regelmatig vergezeld door een uit Katwijk ingevlogen medewerker, zoals een onderhoudsmonteur voor de machines. Hij woont er sinds deze zomer met zijn 19-jarige zoon Thom, die in het kielzog van zijn vader zijn baan bij de fietsenmaker heeft ingeruild voor een buitenlandse stage.

“Ik was hier nog nooit geweest”, bekent Thom achter een glas cola in een bar in Tórshavn. “Tijdens de eerste autorit van het vliegveld naar de fabriek keek ik om me heen en was gewoon stil. Het landschap is zo indrukwekkend. Zo ook de eerste boot met vis die bij de fabriek aankwam. Ik voelde meteen: dit leven trekt me aan.”

In tegenstelling tot zijn vader heeft hij nooit visser willen worden, een beroep dat in de decennia tussen hun kinderjaren in Katwijk veel minder vanzelfsprekend is geworden. “Je hebt nu veel meer keuze dan voorheen”, legt Thom uit. “Iedereen in mijn vriendengroep gaat een andere richting uit. Dat lijkt me juist, in plaats van altijd maar die vis.”

Tijdens zijn opleiding aan het MBO Rijnland in Leiden zag hij toekomst voor zichzelf als manager van een kleding- of fietsenwinkel. “Hier leer ik nu hoe het is om voorman in de fabriek te zijn. Dat is een stuk groter dan ik in gedachten had. Een hele mooie kans. Natuurlijk mis ik mijn vrienden en familie. Zaterdag ga ik naar mijn werk, dan is die dag zo voorbij.”

Toen Thom de eerste week naar huis ging, was het stil vanuit Katwijk. Dat werd hem verteld toen hij terugkwam. “Dan ziet hij zijn vrienden, zijn moeder, en vergeet hij snel wat hier gebeurt. Dan zeg ik: interesse tonen. Dat hoeft niet elke dag. Maar je weet dat de mensen hier druk aan het werk zijn. Je hebt een telefoontje van de zaak, dus het kost je niets en het levert veel respect en waardering op.”

Terwijl zijn vader naast hem zijn ontelbare telefoontje van de dag afhandelt, moet Thom enkele bekentenissen afleggen. “Ik begon hem met nog meer respect te bekijken dan ik al deed. Ik zie nu wat erbij komt kijken. Daar had ik in Nederland weinig zicht op. Dat heb ik hem tijdens een pauze eerlijk gezegd." Ton Frissen lacht. “Zelfs mijn eigen kinderen kennen mij alleen van het Haringrock festival!”

De volgende ochtend meert het Groenlandse schip Polar Amaroq om half negen aan, tot ergernis van Frissen een half uur later dan afgesproken. Niet veel later wordt de eerste makreel als in een rode waterval de fabriek in gepompt. Dit gaat continu door tot drie uur 's nachts.

Zoals altijd voert de beheerder de eerste inspectie uit, in een laboratoriumjas, om te bepalen of de aangeboden kavel van 450.000 kilo goed genoeg is. “Op basis van mijn ervaring zie ik in één oogopslag of onze klanten dit willen of niet.” Hij ruikt de makreel, kijkt of de kieuwen rood zijn en snijdt er een paar open met een broodmes. “Er zit niet veel eten in”, klinkt het. "Dat is goed, maar het vetgehalte is vrij hoog."

Bij gebrek aan beter geeft de manager zijn zegen. Vanuit een grote bak koud water komt de makreel op twee roltrap-achtige banden terecht, om op gewicht gesorteerd, verpakt en ingevroren te worden in de compacte fabriek. Er is vrijwel geen menselijke hand bij betrokken. De zwijgzame medewerkers bewaken alleen de grove sortering, de techniek en de kwaliteit. Sinds deze zomer zijn de vrouwen die de vis inpakken vervangen door machines die de gewogen makreel in een plastic omhulsel wikkelen. "Zo maken ze zakken chips", zegt Frissen boven de herrie uit.

Hoewel hij via zijn computer kan horen of alle machines goed draaien, loopt hij er het liefst tussen.

“Mijn zoon ziet dat ik hier wat te vertellen heb, maar ook dat ik naast hem in de fabriek sta. Dat is de succesformule van dit bedrijf. Ik werkte vroeger op de oude locatie aan de Prins Hendrikkade in Katwijk. Directeur Jan van der Plas haalde klompen uit de kofferbak van zijn Mercedes en ging helpen de emmers haring te vullen. Dat heb ik altijd bewonderd. Zo’n voorbeeld wil ik ook zijn.”

Bij de inpakband roept hij Thom bij zich en spoort hem aan om niet op één plek te gaan staan, maar rond te lopen en iedereen scherp te houden. Waarom, blijkt als de jonge Frissen een Faeröer een haperende machine ziet aanvallen met een oliespuit. “Anders was je dit niet opgevallen”, zegt zijn vader. “Die medewerker zegt dat het is opgelost als hij er olie op spuit, want dan hoor je niks meer. Maar dat lost het probleem niet op. Als voorman moet je dat opmerken en een monteur inschakelen.”

Vader en zoon gaan aan boord van het Groenlandse schip om de papieren in te vullen met vangstgegevens. “Het is voorbij”, zegt de schipper hoofdschuddend tegen Ton Frissen, over de moeizame zoektocht naar makreel. "De weinige rijkste landen hebben alles veroverd."

De manager komt hierop terug aan de lunchtafel zelf, bij een broodje met vleeswaren. "Ik vond hem erg negatief. We hebben eerder slechte menstruaties gehad. Dan is er weer een opleving, ze vangen weer veel vis en je hoort niemand meer. Maar ik begrijp het, hij is er boos over. Iedereen kijkt, er komt geen geld binnen.”

Hij kent de kritiek van milieuorganisaties op de manier waarop zijn bedrijf werkt: dat zou de zeeën leegpompen met megaschepen. "We willen niet iets kapotmaken dat we zelf hebben gebouwd", zegt Frissen fel. “Ook de volgende generaties moeten dit werk kunnen blijven doen. Vergeet niet hoeveel mensen in de wereld afhankelijk zijn van vis als voedselbron. Die willen we blijven bedienen.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Thom Frissen bij de nieuwe verpakkingsmachine.© Foto Finnur Justinussen

Terwijl de nachtploeg de fabriek al heeft schoongemaakt, laat hij de volgende ochtend zien hoe zakken diepgevroren makreel volautomatisch in kartonnen dozen worden verpakt en als torens in de aangrenzende vriescellen terechtkomen. “We laten het hoofdkantoor in Valkenburg weten hoeveel we hebben. Daar gaan ze het verkopen aan onze klanten. De vis is een jaar houdbaar, maar hij blijft hier nooit langer dan een paar weken.”

Deze partij makreel zal de Europese fijnproevers niet bereiken. “Wat we nu produceren is redelijk, maar niet geschikt als gerookte makreel. Het is kwalitatief voldoende voor de Russische en Afrikaanse markt. Afrikanen drogen of grillen de vis, Russen gebruiken het onder meer voor bijproducten.”

Maar liefst veertig procent van de vis die de vorige dag aangevoerd werd, haalde de vriescellen niet eens. Het is tijdens het sorteerproces afgekeurd en wordt verzameld in tanks om te worden verwerkt tot vismeel voor zalmkwekerijen. “Zonde”, zucht Frissen. “We willen zoveel mogelijk produceren voor menselijke consumptie. Zo levert het bijna niets op, terwijl het wel ten koste gaat van het quotum.”

In het dunbevolkte kantoor voert hij een moeizaam gesprek met productiemanager Sonja. Zijn Faeröerse supporter in de fabriek is in zijn laatste maand na een samenwerking van tien jaar. Ze zegt 'deel van de familie te gaan voelen', maar wil er vaker zijn voor haar echte familie: haar twaalfjarige dochter. Daarom wordt ze tandartsassistente, met drie gedefinieerde werkdagen. “Het zijn vaak lange dagen die niet gepland kunnen worden. Je moet altijd paraat staan, voor het geval de vis komt opdagen.”

Tussen dit soort zakelijke beslommeringen door is zijn geliefde Haringrock voor Frissen nooit ver weg. Met een gepijnigde blik opent hij een bericht op zijn telefoon achter zijn bureau. Het is een eerbetoon aan de veel te vroeg overleden Katwijkse zanger Marco Bouwmans, die hij als festivalorganisator goed kende. "Wat is een mensenleven?" klinkt hij ineens mijmerend. “Mijn vrouw zegt dan tegen mij: het kan zo voorbij zijn, terwijl jij aan het werk bent. In maritieme termen is zij de stuurman die me een beetje alert houdt.”

Zijn vrouw Arina bezocht hem eens in de twaalf jaar, in november 2010. “Na vier dagen regen zei ze: weet je wat je doet? Ze ging naar het vliegveld en kwam nooit meer terug.” Een wrange glimlach. „Ik heb altijd gevaren, ook toen we trouwden. Dat is mijn redding. Ze kent me niet anders. Een andere vrouw zou mijn manier van leven niet hebben geaccepteerd. Arina is de grote verliezer in dit hele verhaal. Zij lijdt het meest. Ik heb soms medelijden met haar, maar ik laat het niet genoeg merken."

Op een zelfs zonnig terras in Tórshavn laat de Katwijker zich ontvallen dat hij zichzelf hier nog wel een of twee jaar ziet blijven. "Voor je het weet ben je oud. Ik zou graag meer rust willen, hier minder zijn. Hoe mooi het vissersleven ook is, er zijn ook veel leuke dingen in huis. Maar ik zal dit bedrijf nooit verlaten. De band is daar veel te close voor. Ik zou graag een rol als remote coordinator willen.”

Het kijkt uit over de stadshaven, waar traditionele vissersboten binnenkomen. “Ik zeg tegen Diek: ga verjongen. Ik heb ook geen eeuwig leven. Maar ik denk natuurlijk mee: hoe houd ik het hier vol? Ik heb er heel mijn hart en ziel in gestopt. Zo is het. Daarom ben ik erg benieuwd of Thom het oppikt. Dat is waar ik me het meest zorgen over maak. Kan hij de mentaliteit en het culturele verschil aan?”

De Faeröer is een autonome archipel binnen het Koninkrijk Denemarken en behoort niet tot de EU. Op de achttien onherbergzame eilanden leven zo'n 50.000 mensen van vissen en 100.000 schapen.

Wil je alle highlights uit het nieuws elke dag in je inbox?