De Carlton-crash in het hart van Amsterdam - Up in the Sky

2022-07-23 11:14:45 By : Mr. Dave S.G

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het Amsterdamse Carlton Hotel bezet door de Duitsers. Gevangengenomen geallieerde vliegers werden er verhoord. In de nacht van 26 op 27 april 1943 stortte vlak achter het hotel een Britse Halifax-bommenwerper neer.

‘De Halifax DG423 Mark V “H for Harry” van het 76e Squadron van R.A.F. Bomber Command nam deel aan de bombardementen op belangrijke steden en industriële doelen in onder andere het Roergebied’, vertelt Co Maarschalkerweerd, ruim veertig jaar lid van de Luchtoorlog Studiegroep 1939-1945 (SGLO) en binnen die hoedanigheid onderzoeker van en schrijver over vliegtuigcrashes gedurende die periode. ‘Overdag passeerden grote formaties Amerikaanse bommenwerpers van het type Boeing B-17 Flying Fortress en Consolidated B-24 Liberator door het Nederlandse luchtruim, op weg naar de door hen te bombarderen doelen. ‘s Nachts nam de Britse Royal Air Force deze taak met haar Avro Lancasters en Handley Page Halifax’s voor haar rekening. Met deze round the clock bombing gunden de geallieerden de Duitsers geen moment rust. Daarbij leden ze ook zelf zware verliezen. Alleen al in de maand april van 1943 met zo’n 230 vliegmachines.’

‘Die avond van de 26e april stond de inmiddels helemaal met brandstof volgetankte en met vierduizend brandbommen beladen “H for Harry” klaar voor vertrek. Aan boord piloot Sgt Donald Gordon McNab, boordwerktuigkundige Sgt John Wood, bommenrichter P/O Noel Douglas Fleming, navigator Sgt Fred Noel Slingsby, radiotelegrafist Sgt Bertie Frederick Keable en de boordschutters Sgt Jack Clegg en Sgt Clifford Clarence Strain. McNab was een Nieuw-Zeelander, Strain een Canadees. De overige vijf kwamen uit Groot-Brittannië. Sgt McNab en zijn zes bemanningsleden waren in de uren voorafgaande aan de start en het vertrek op verschillende briefings voorgelicht over het te bombarderen doel, het weer naar en boven het doelgebied, en de te verwachten tegenstand tijdens deze vlucht en boven vijandelijk gebied. De zevenkoppige crew begaf zich aan boord van de Halifax en maakte zich gereed voor de komende vlucht met het nauwgezet doorlopen en uitvoeren van de voorgeschreven controles en procedures.’

‘Eén voor één kwamen de vier krachtige Rolls-Royce Merlin XX-motoren luid brullend tot leven. Nadat de Merlins voldoende waren opgewarmd en alle vier hun juiste toerental en uitlaatdruk hadden bereikt, werden nogmaals alle procedures doorgenomen en uitgevoerd. Vervolgens vroeg McNab de vluchtleiding toestemming om te mogen vertrekken. Nogmaals werd het toerental van de Merlin-motoren opgevoerd. McNab gaf het grondpersoneel te verstaan dat alles oké was, ze konden gaan. De blokken van de beide hoofdwielen werden weggehaald. Nadat McNab de remmen had ontgrendeld, zette de zwaarbeladen Halifax zich langzaam in beweging. Waggelend rolde de logge “H for Harry” met vier ronkende motoren in een lange rij lotgenoten naar het begin van de startbaan, wachtte vervolgens rustig op haar beurt en het sein om te mogen te vertrekken. Nog een paar laatste cockpitcontroles en toen was het zover.’

‘Toen McNab eenmaal groen licht kreeg om te vertrekken, begon het zwaarbeladen toestel onder luid gebrul van de vier Rolls-Royce Merlin-motoren aan haar lange aanloop over de startbaan. Eerst nog wat traag en onwennig, maar allengs zette ze steeds meer de vaart erin, totdat haar dubbele staart omhoogkwam en ze vervolgens huppelend als een lichtvoetige ballerina over de baan voortstoof. Ondertussen probeerde de opwaartse druk onder de vleugels het toestel omhoog te tillen. Met een lichte beweging trok McNab de stuurknuppel iets naar zich toe. De DG423 maakte zich voorzichtig los van de aarde en langzaam snelheid winnend, zweefde de machine luttele seconden enkele meters boven de startbaan, als het ware krachten verzamelend om aan de grote klim omhoog te beginnen naar de donkere en nachtelijke hemel boven het grotendeels slapende Yorkshire.

De grote hoofdwielen werden naar binnen getrokken, met een duidelijk hoorbare dreun nestelden ze zich in de gondels achter de twee binnenste motoren. De vier deuren van beide gondels werden gesloten. Tergend langzaam klom de Halifax omhoog. De lange gevaarvolle vlucht naar Duisburg was begonnen. McNab liet het vliegtuig naar een hoogte van twintigduizend voet klimmen om vervolgens koers te zetten naar een vooraf bepaald punt aan de Engelse kust, waar de meer dan vijfhonderd bommenwerpers afkomstig van de vele vliegvelden in Oost-Engeland vanuit verschillende richtingen zouden komen aanvliegen en samenkomen om vanaf daar gezamenlijk in een langgerekt breed front de Noordzee over te steken richting Nederlandse kust.’

‘Nadat ook de laatste bommenwerper van Linton-on-Ouse was vertrokken werden daar alle lichten gedoofd. Voor de komende vier à vijf uur kon men er niet veel anders meer doen dan rustig en lijdzaam afwachten totdat de eerste bommenwerpers op de basis zouden terugkeren. Men hield er weliswaar rekening mee dat één of meer van de uitgezonden machines en bemanningen niet zouden terugkeren, maar de allesoverheersende vraag bleef keer op keer: “Wie van hen wel en wie niet?” Hoewel Sgt McNab en zijn bemanning zich het op dat moment nog niet realiseerden, zou het ook voor hen de allerlaatste vlucht worden. Of ze daar voor hun vertrek bij hadden stilgestaan? Inmiddels had de DG423 de voorgeschreven hoogte bereikt, de boordwerktuigkundige had het toerental van alle vier de Merlin-motoren bijgesteld waardoor ze snorden als een stel tevreden katten.’

‘Voor de Duitse afluisterposten in Nederland bleef de verhoogde activiteit tijdens de voorgaande uren op vliegvelden in Zuidoost-Engeland niet onopgemerkt. Men wist daar vrijwel zeker dat er een nieuwe luchtaanval in de lucht zat. Op de Duitse vliegbasis bij het Noord-Hollandse Bergen waar een zestal Messerschmitt Bf-110-nachtjagers van de vierde Staffel van Nachtjagdgeschwader 1 waren gestationeerd, hielden de daar aanwezige bemanningen hun vliegtuigen gereed om zo snel mogelijk de lucht in te kunnen gaan. Oberfeldwebel Heinz Vinke zat samen met zijn vaste radio- en touroperator Karl Schodl geheel startklaar in de cockpit van een van de Bf-110’s. Met de al warmgedraaide motoren wachtte hij als een spin in het web het moment af om bij een eerste signaal meteen toe te kunnen slaan.’

‘Nietsvermoedend maar wel op hun hoede vlogen McNab en zijn mannen ondertussen in hun Halifax over de donkere Noordzee, de Hollandse kust naderend. De boordschutters in de “H for Harry” die inmiddels boven zee hun wapens hadden getest en oké bevonden, tuurden vanuit hun posities geconcentreerd de hen omringende duisternis in, op zoek naar de mogelijke aanwezigheid van vijandelijke nachtjagers. Vroeg of laat zouden die vanuit de hen beschermende donkerte van de nacht op hen toe sluipen om hen met mitrailleur- en kanonvuur te bestoken, wisten zij uit ervaring. Het was voor McNab en zijn bemanning dan ook letterlijk van levensbelang naderbij komende tegenstanders zo vroegtijdig mogelijk te ontdekken en als eerste het vuur op hen te openen voordat zij daar zelf het slachtoffer van zouden worden.

Maar intussen was de Halifax voor een van de Duitse radarstations op de grond niet onopgemerkt gebleven. Oberfeldwebel Heinz Vinke en radio- en touroperator Karl Schodl kregen de positie van de naderende bommenwerper door met de opdracht ogenblikkelijk op te stijgen om in het peilgebied van radarstation Zander bij Zandvoort nadere instructies af te wachten. De daar aanwezige Jägerleitoffizier zou vervolgens de Duitse nachtjagervlieger zo dicht mogelijk in de buurt van de naderende “H for Harry” loodsen totdat radaroperator Schodl in de Bf110 de echo van de Britse bommenwerper op het radarscherm van zijn eigen boordradar zou zien en Vinke erheen kon leiden.

Zo gebeurde het ook. Meteen toen Vinke de DG423 in het vizier kreeg vuurde hij een gericht salvo af, liet onmiddellijk daarop zijn eigen toestel naar opzij wegzwenken om zo snel mogelijk buiten het schootsveld te komen van de gealarmeerde Britse boordschutters. Ervan overtuigd dat hij de Halifax goed had geraakt en neergehaald, meldde hij vervolgens zijn overwinning triomfantelijk aan het grondstation. Het Duitse Lagebericht meldde de daaropvolgende dag: “Am 27/4, 02.34 Uhr Abschuss 1 Halifax über Amsterdam (Carlton-Hotel) durch Nachtjäger; von Besatzung 6 Mann tot.” Maar Oberfeldwebel Heinz Vinke had zich dit keer toch vergist: McNab’s machine was niet in de Noordzee neergestort.’

‘Er resten vragen die hoogstwaarschijnlijk nooit beantwoord kunnen worden. Geen van de zeven bemanningsleden van de DG423 overleefde het treffen met Vinkes nachtjager, maar ook Vinke en Schodl kwamen tijdens de oorlog om. Zeker is in elk geval dat de “H for Harry” niet meteen is neergestort. De aangeschoten machine is kort daarna nog ergens tussen Zaandam en Wormerveer waargenomen boven het Noordzeekanaal, daarna zagen verschillende mensen het inmiddels brandende vliegtuig ook nog boven het oostelijke stadsdeel en het centrum van Amsterdam.’ Co Maarschalkerweerd sprak met een aantal van hen, waaronder Jan Herman.

‘In Amsterdam-West bevond zich op de plek waar nu het tracé van de Coentunnelweg is gevestigd, een groot braakliggend terrein, inclusief een aangelegd dijklichaam voor de toekomstige ringspoorbaan. Achter die dijk stond een batterij Duits luchtafweergeschut opgesteld die door middel van telefoondraden op hoge palen langs en op de dijk was verbonden met de zoeklicht- en luchtafweerbatterij aan de andere kant van dat dijklichaam, de plek waar later het GAK-gebouw verrees. Op de dijk stonden ook nog deels ingegraven mitrailleuropstellingen. Het was duidelijk dat die bewuste nacht weer iets stond te gebeuren, vertelde Jan Herman, op dat moment gehuisvest in de Orteliusstraat nabij de hoek Erasmusgracht. Samen met zijn vader stond hij op de waranda, gealarmeerd door de geluiden van een verhoogde activiteit rondom de zoeklichtbatterij. De Halifax werd gevangen in de verblindende stralenbundels, waarna het zware 88-mm-luchtafweergeschut ogenblikkelijk begon te knallen. Ook de mitrailleurschutters boven op het dijklichaam kwamen in actie. Het was een hels kabaal waarbij een stroom van granaten en lichtspoormunitie zich een weg baande naar de zeer laag overvliegende Engelse bommenwerper. Uiteindelijk lukte het de machine te ontsnappen uit de felle en alles onthullende lichtkegels van de zoeklichten, vol gas scheerde het viermotorige toestel over de daken van de Hoofdweg waarna het in oostelijke richting verdween.’

‘Een andere getuige die ik sprak is Chris Kooi. Hij woonde in de Indische Buurt in Amsterdam-Oost, niet ver bij Schellingwoude vandaan waar zich toentertijd een Duitse basis voor watervliegtuigen bevond. Ook daar stond zwaar luchtdoelgeschut opgesteld. Chris lag die bewuste nacht al in bed toen het daar aanwezige kanon met de bijnaam tante Bets luid knallend in actie kwam. Vader Kooi joeg zijn zoon het bed uit en algauw liepen ze samen naar buiten. “Kijk!”, riep vader Kooi. “Daar staat er eentje in brand!” Ook Anne Nanninga werd wakker van het luide geknal, inclusief het afnemend en aanzwellend geluid van vliegtuigmotoren. Hij vertelde me dat het was alsof de motoren haperden, plotseling stopten en dan telkens opnieuw werden gestart. Vanuit zijn bed zag hij door het bovenraam de donkere contouren van een grote viermotorige vliegmachine, omgeven door vlammen, op een hoogte van nog slechts zo’n 120 tot 150 meter, overkomen in de lengterichting van het Sumatraplantsoen waar hij toen woonde. Hij dacht gehoord te hebben dat nog slechts een van de vier motoren goed functioneerde, maar dat die kort nadat de machine uit zijn gezichtsveld was verdwenen, er ook mee stopte.’

‘Nieuwsgierig geworden door al het lawaai die nacht was ook Ted Arts naar buiten gegaan. Hij woonde in de Vrolijkstraat, vlak bij het Amstelstation. Kijkend in de richting van het nabijgelegen Weesperplein zag hij het inmiddels fel brandende toestel, komend vanuit de richting van het oostelijk stadsdeel en gaand richting centrum, de kant op van het Frederiksplein, de Utrechtsedwarsstraat en de Vijzelstraat. Peter Saul die tegenover de Duifjeskerk woonde, niet ver bij de Utrechtsedwarsstraat vandaan, was eveneens benieuwd geworden naar wat er zich buiten afspeelde en ging ook maar eens kijken vanaf zijn balkon. Het vliegtuig dat overkwam verkeerde in grote nood. Een of twee motoren deden het niet meer. De machine stond nu van voor tot achteren in brand. Alleen de cockpit leek vrij van vlammen te zijn. Het toestel vloog zo laag dat Peter Saul de hitte van de vlammen op zijn gezicht voelde. Op sommige plaatsen kon hij dwars door de romp en de vleugels heen kijken. Brandende benzine en gesmolten metaal belandden op de straten en de huizen. Het was beangstigend om te zien en het was verbazingwekkend hoe lang de crew het wrak in de lucht wist te houden. Enkele seconden later ging de machine opeens omlaag en kwam met een vreselijke dreun neer tussen de bebouwing, midden in de stad. Enkele harde explosies volgden. Peter Saul was er vrijwel zeker van dat het hetzelfde vliegtuig was dat hij kort daarvoor boven het westelijk stadsdeel had waargenomen, verstrikt in de stralenbundels van de zoeklichten.’

In zijn autobiografie Het geluid van bloemen schrijft Marten Toonder, de schrijver van onder andere de verhalen over Heer O.B. Bommel en Tom Poes, ook over de gebeurtenissen in die nacht van 26 op 27 april 1943: ‘We waren net van plan te gaan slapen, toen we een vreemd, snel aanzwellend geloei hoorden. “Een vliegtuig”, zei ik, maar ik moest roepen om boven het lawaai uit te komen […]. Nu werd ook een lichtgloed door het verduisteringsgordijn zichtbaar – en toen ik het haastig opzij trok, zagen we een grote vlammenzee over ons huis heen razen, in de richting van de Vijzelstraat. Een paar tellen later eindigde het huilende gebrul in een geweldige explosie waar het huis van trilde, en een hoge vuurzuil schoot de zwarte lucht in.

Phiny zat verstard rechtop in bed, en ik stond vrij wezenloos bij het raam. “Een vliegtuig,’ hoorde ik mezelf herhalen. “Brandend naar beneden gedonderd. In de Vijzelstraat. De Vijzelstraat…” […] Zelden ben ik zo snel in mijn kleren geschoten als die keer, zodat ik reisvaardig was toen ik Phiny had uitgelegd, dat een aangeschoten Engelsman zich op Carlton had laten vallen, en dat Joop Geesink daar… zodat… Ik maakte de zin niet af maar holde de kamer en het huis uit, op weg naar de Vijzelstraat. Het is merkwaardig, hoe vlug de dingen kunnen gebeuren als er nood is, want toen ik halverwege de gracht was, raasden er al brandweerwagens naar de vlammenzee waarin dat deel van de straat veranderd was.

Het vliegtuig moet vol bommen gezeten hebben, want niet alleen een stukje Singel, maar ook de overkant van de Vijzelstraat stond in een laaiende gloed. […] Ik snelde het Carlton binnen, nam de lift en zoemde omhoog naar Joops etage zonder erbij stil te staan dat men vooral niet van een lift gebruik mag maken in geval van brand. Het was precies op tijd, want Joops zuster, die bij hen inwoonde, stond al klaar met Nelleke op haar arm; Betty legde de laatste hand aan de mee te nemen bagage, en Joop stond in de deuropening aanwijzingen te geven. “Kom, jongens! We moeten weg! Hierachter staat de boel al in de fik. Ha, die Mart! Goed dat je er bent, ouwe reus!” […] “Kom mee!”, riep ik, nog steeds zonder na te denken. “Jullie kunnen bij ons logeren.” Zo sprekende haastte ik me terug naar de lift, maar daar werd ik noodgedwongen aan het gevaar herinnerd, omdat er in de liftschacht een zee van vuur naar boven brulde.

We namen dus de stenen trappen, tussen rook en vlammen door – en het is opmerkelijk, hoe snel men een trap kan afdalen wanneer het écht nodig is. We kwamen hijgend op straat; om ons heen loeide het vuur en een vreemde, hete wind sloeg ons in het gezicht. “Weiterlaufen! Weiter!”, schreeuwde iemand. “Schnell, schnell!” Om ons heen renden nu allerlei figuren die zwart tegen de vlammen afstaken, en ook scheurden er vele legerauto’s het Singel op. Maar we hebben daar niet zozeer op gelet. Het enige wat ik me ervan herinner, zijn vlamtongen die uit de ramen naar buiten lekten, en brandende gordijnen die als vlaggen uit de vensters wapperden.’

Co Maarschalkerweerd pakt de draad van de ooggetuigen die hij sprak weer op: ‘Anne Nanninga hoorde nog diezelfde nacht dat een Engelse bommenwerper op het Carlton Hotel was neergestort. Hij werkte destijds in een wasserij en moest enkele dagen later naar een klant in de Vijzelstraat om wasgoed af te leveren. Alle straten in de buurt waren echter afgezet en niemand mocht erlangs. Maar na enig praten kreeg hij het toch voor elkaar. Wat hij zag kon hij maar moeilijk onder woorden brengen. Niet alleen in de Vijzelstraat zelf was de schade gigantisch, ook in de omliggende straten met woningen die volledig waren uitgebrand. In de verre omtrek was er enorm veel glasschade.

Peter Saul wist te vertellen dat de Halifax niet op maar achter het Carlton was neergestort. Door de luchtdrukverplaatsing als gevolg van de exploderende brandstoftanks van het vliegtuig, was de muur aan de achterzijde van het hotel gedeeltelijk weggevaagd. Een groot deel van het gebouw stond vrijwel direct in lichterlaaie. Een aantal gebouwen aan de achterzijde en opzij van het Carlton, aan de kant van het Singel, waren totaal vernield en in de Regulierdwarsstraat stonden twaalf panden van onder tot boven in vuur en vlam. Ook was er brandende benzine, afkomstig uit de opengereten brandstoftanks van het vliegtuig, de gracht in gestroomd. Daardoor leek het net alsof die ook in brand stond. Jan Herman vertelde daarover dat van een lading mandflessen op een dekschuit die aan het Singel aangemeerd lag, de halzen helemaal waren kromgetrokken als gevolg van de hitte.’

Ook Anne Frank berichtte in haar dagboek over de gebeurtenissen: ‘[…] mijnheer Kleiman […] heeft verteld dat de Burgerlijke Stand nog eens extra is toegetakeld door de brandweer die in plaats van het vuur te blussen, de heleboel onder water heeft gezet. Doet me plezier! Het Carlton Hotel is kapot, twee Engelse vliegers met een grote lading brandbommen aan boord zijn precies op het “Offiziersheim” gevallen. De hele hoek Vijzelstraat-Singel is afgebrand. De luchtaanvallen op de Duitse steden worden van dag tot dag sterker. We hebben geen nachtrust meer, ik heb zwarte kringen onder mijn ogen door het tekort aan slaap.’ Uit de notitie van Anne Frank blijkt dat het Carlton toentertijd bezet was door de Duitsers. Het Luftgaukommando Holland was er gevestigd, dat gevangengenomen geallieerde vliegtuigbemanning onderwierp aan gehoor om erachter te komen wat de missies waren en welke schiet- en vliegapparatuur er aan boord was van de toestellen waarover de geallieerden beschikten. Pas na verhoor werden de gevangenen als krijgsgevangenen behandeld en naar Duitse gevangenissen gestuurd.

‘De berichtgeving over de gebeurtenissen in die nacht van 26 op 27 april was uiterst summier’, vertelt Co Maarschalkerweerd. ‘Brits vliegtuig neergestort te Amsterdam luidde de kop boven een klein onopvallend bericht in een plaatselijke krant. Gesteld werd dat een neergeschoten Brits bombardementsvliegtuig brandend in een Amsterdamse zakenwijk was neergestort en verscheidene huizen in brand had gezet. Gevolgd door een oproep aan degenen die schade hadden geleden om zich voor schadekaarten in het stadhuis te melden, en afgesloten met adreswijzigingen van het hoofdkantoor van het Gemeentelijk Bureau voor Sociale Zaken, met inbegrip van de Joodse afdeling.

Deze wijze van berichten paste geheel niet bij de manier waarop de Duitse propaganda normaliter nieuws uitbracht, want er werd juist alles aan gedaan om de mensen te laten geloven dat de Engelse oorlogsvliegers, doelbewust als Terrorfliegers neergezet, opzettelijk luchtaanvallen op burgerdoelen uitvoerden. Uitgerekend nu lieten ze deze opruiende en verdacht makende berichtgeving achterwege. Over hoeveel mensen als gevolg van de crash het leven hebben verloren werd evenmin bericht. Maar behalve Sgt McNab en zijn crew en een aantal burgerslachtoffers, overleefde ook een aantal mensen van het Duitse commando het neerstorten van de DG423 niet. Dat daarover soms toch met enig plezier en ook wel met verholen vreugde nog wekenlang is gesproken, laat zich raden.’

Co Maarschalkerweerd pakt de tekst erbij van een Duits document waarvan het origineel wordt bewaard in het archief van het NIOD, het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. ‘Het betreft een telegram aan de Reichsführer SS Heinrich Himmler, opgesteld op 27 april 1943 door Hanns Albin Rauter, SS Gruppenführer en General-Leutnant der Polizei.’ Hij leest voor: ‘Toen Amerikaanse bombardementsvliegtuigen – die deze nacht Oberhausen bombardeerden – vroeg in de ochtend terugkeerden, werd onder andere een van deze viermotorige Amerikanen door een van onze jachtvliegers neergeschoten boven het centrum van Amsterdam. Deze bommenwerper viel uitgerekend op het Carlton Hotel, hoofdkwartier van de bevelvoerende generaal van Luftgau Holland, generaal Siburg. Omdat het een bommenwerper was met zeer veel metalen fosfor-containers, brandde het hotel vrijwel geheel uit. Een ingezette Haagse afdeling van het Nederlandse civiele brandweerreglement gelukte het een vleugel te behouden.’ De tekst wegleggend vervolgt Co Maarschalkerweerd: ‘Uiteraard werd hier de vleugel van het gebouw bedoeld. En het vliegtuig was een Engels toestel dat niet terugkwam van een bombardement op Oberhausen maar op weg was naar Duisburg met een lading bommen. En over het aantal Duitse slachtoffers geen woord.’

‘Van de 561 twee- en viermotorige bommenwerpers die in de nacht van de aanval op Duisburg werden ingezet, gingen er zeventien verloren, waaronder de Halifax van Sgt McNab en zijn crew. De stoffelijke resten van alle zeven omgekomen bemanningsleden van de “H for Harry” zijn geborgen en enkele dagen later op de Nieuwe Oosterbegraafplaats ter aarde besteld. Dit gebeurde niet met de toestemming van de Duitse autoriteiten. Gedurende de oorlogsjaren stonden zij niet toe bij ongelukken met Engelse en Amerikaanse vliegmachines hulp te verlenen. Dat de Amsterdamse G.G. & G.D. de verkoolde lichamen van de overleden crew desondanks kon vervoeren, kwam doordat een Duitse officier die op dat moment de leiding had, in afwijking van de door de Duitsers gestelde regels hiervoor toch toestemming gaf. Achteraf maakten de Duitse bezettingsautoriteiten nog bezwaar en wilden zij weten door wie precies de toestemming was verleend. Geen idee of de Duitse officier in kwestie hiervoor is bestraft.’

Heel wat keren fietste ik zolang ik in Amsterdam woon langs het Carlton Hotel, doorgaans op weg naar een bevriend echtpaar, zonder ook maar enig idee te hebben van wat zich daar heeft afgespeeld. Op 1 juli jongstleden was ik, als groot fan van de verhalen over Heer O.B. Bommel en Tom Poes, een van de deelnemers aan een door Klaas Driebergen georganiseerde Toonderwandeling, langs Amsterdamse panden die ooit een rol speelden in het leven van de geestvader van mijn twee striphelden. Dit zonder te vermoeden dat mijn passie voor de Bommelsaga die dag verbonden zou worden met mijn luchtvaartpassie. We stonden onder meer stil bij het Carlton Hotel. Daar hoorden we over de gebeurtenissen waarvan Toonder in zijn in 1993 verschenen autobiografie verslag deed. Klaas Driebergen vestigde er ook nog de aandacht op dat zich pal achter het Carlton toentertijd een opslag bevond van de onderneming van Gustav Czopp waar, naar verluidt, duizenden exemplaren van het Tom Poes-spel lagen die in de enorme vuurzee verloren zijn gegaan. Mijn belangstelling was gewekt.

Een speurtocht op het internet bracht me in contact met Co Maarschalkerweerd die ik persoonlijk sprak. Via dezelfde weg ontstond er een contact met Tim Jones, waarvan Sgt McNab een oudoom was. Hij schreef onder andere: ‘Mijn grootmoeder was dol op Gordon – hij gebruikte zelden zijn voornaam – en was kapot van zijn dood, evenals zijn vrouw, met wie hij negen weken eerder was getrouwd. Volgens mijn naar Donald Gordon vernoemde vader Donald Jones, sprak geen van beide vrouwen ooit over Gordon, wat in die tijd niet ongebruikelijk was.’ De omstandigheden rond zijn dood waren onduidelijk en de familie was dan ook zeer verheugd toen er publicaties over verschenen van de hand van zowel Co Maarschalkerweerd als van Max Lambert. Die laatste citeert in zijn boek Night after Night: New Zealanders in Bomber Command zowel Co Maarschalkerweerd als Anne Frank. In het hoofdstuk The pain of loosing him is still there dat 2,5 pagina van een paperback beslaat, kom ik onder andere de laatste woorden tegen die Gordon McNab schreef aan zijn kersverse echtgenote: ‘Well my dear, we are on the job, so all my love… things are going all right. We should get leave at the end of this week, so I’ll have something to write than. Goodnight my dear and once again all my love.’ Over Heinz Vinke bericht Max Lambert dat hij 54 Britse bommenwerpers neerschoot en op een dergelijk moment triomfantelijk uitriep: ‘Sieg Heil, Halifax!’ Tijdens een missie boven het Engelse Kanaal werd Vinke op 26 februari 1944 zelf neergeschoten. Op dat moment had hij 54 luchtoverwinningen op zijn naam staan tijdens ongeveer honderdvijftig gevechtsmissies. Voor Sgt Ronald Gordon McNab was het de vierde keer dat hij uitvloog.

Als ik nu langs het Carlton fiets, denk ik aan hem en zijn zes crewleden. Daarbij spoken vragen door mijn hoofd over die laatste momenten van hun vlucht nadat hun Halifax was geraakt door het vuur van Vinke in zijn Bf110. En steeds weer voel ik dan niet alleen diep respect maar ook grote dankbaarheid voor deze mannen en zo vele anderen die bereid waren hun leven te geven voor onze vrijheid.

Redacteur. Haar passie voor schrijven en luchtvaart wist Lieneke te combineren als tekstschrijver en eindredacteur van de Farewell-boekenserie over de door KLM uitgefaseerde MD-11, Fokker F70 en Boeing 747. Haar publicaties over allerlei onderwerpen zijn zowel te vinden in diverse kranten en tijdschriften als op haar eigen website Supervisionair.

Het laatste luchtvaartnieuws in jouw mailbox.

Je ontvangt vanaf nu de nieuwsbrief!

Type above and press Enter to search. Press Esc to cancel.

Log hieronder in op je account. Een account aanmaken kan bij het plaatsen van een bestelling!