‘Je cluppie helpen hoeft niet voor niets, het schuift veel en het is nog belastingvrij ook’ | Leidenamateurvoetbal, voetbal leidse regio

2022-05-29 08:18:41 By : Ms. Nancy Hu

Clublegende en oude clubheld: Bart de Roo (sv Bernardus)

‘Je cluppie helpen hoeft niet voor niets, het schuift veel en het is nog belastingvrij ook’

Ik, een van de inktridders van LeidenAmateurVoetbal, is zeker niet de eerste en beslist niet de laatste, die met opgetrokken wenkbrauwen aan Bart de Roo (72) direct de vraag stelt: ‘Hoe komt iemand van de Leidse dynastie De Roo in hemelsnaam terecht bij sv Bernardus? Wie De Roo zegt zegt immers Lugdunum.

Zijn antwoord: ‘Ja, ik behoor tot het geslacht De Roo, van wie er in Leiden velen rondlopen en bekend zijn van de kikkerclub. Ik ben van oorsprong ook een Leidenaar, geboren in het Elisabeth Ziekenhuis aan de Hooigracht, je weet wel, met die zusters. Toen ik vier jaar was, verhuisden wij van de Leidse Gortestraat naar Hazerswoude/Rijndijk. Mijn vader kreeg daar een huis van zijn baas aangeboden.’ Toen heerste er ook al woningnood, er is weinig

veranderd. De als honkvast bekend staande Leidse Glibbers verlaten hun heilige grond alleen wanneer het werkelijk niet anders kan, wanneer alle kansen om te blijven zijn gestrand. Dit De Roo-gezin had dus een goede reden te verkassen. Heimwee, de kwaal van menige Sleutelstadbewoner?

‘Daar praatte mijn vader niet over. Hij voetbalde bij Lugdunum, maar stopte na de verhuizing. Na een paar jaar wennen werd hij (op verzoek van een buurman) lid van Bernardus. Later verhuist Bart jr. van de wijk Groenendijk naar de wijk Rhynenburch. Hij trouwt met Riet de Boer, naar wie hij al op de MULO steelse blikken wierp, het werd een eeuwig verbond met zijn jeugdliefde, ze krijgen samen twee zonen, Barry en Joost. Het leven van het voetbalminnende gezin De Roo ademt een en al Bernardus. Het verbaast mij dat hun woning nog niet in de clubkleuren is geschilderd. Inderdaad, nog niet. Volgend jaar zijn Riet en Bart 50 jaar getrouwd. Wie weet welke verrassing hen dan staat te wachten.

Eerst een stukje geschiedenis. Gerard van der Hoeven, de vleesgeworden encyclopedie van vv SJZ, zal hier met stijgende verbazing vernemen dat het de ‘voetbalgekke’ Hazerswoudse kapelaan Christoffel Heynen is geweest, die in 1947 hoogstpersoonlijk een negental spelers, die in Hazerswoude woonden, van de Zoeterwoudse voetbalvereniging ronselde zich aan te sluiten bij de voetbalclub R.K. SV St. Bernardus in oprichting. SJZ, toen al sympathiek en loyaal bereid de zon in andere wateren te zien schijnen, gaf via de geestelijk adviseur Jos Koomen zijn zegen.

Manschappen waren hard nodig omdat vanaf 1946 steeds meer jonge mannen van rond de twintig opgeroepen werden om door deelname aan de politionele acties (zeg maar: oorlog) hun dienstplicht in Nederlands-Indië te vervullen, ook jonge mannen uit Hazerswoude/Groenendijk. Nu, precies 75 jaar later, hoeft niemand meer de velden af te struinen op zoek naar leden. De historierijke club deed op voorstel van Leo van Wetten rond 1970 afstand van de R.K. in de naam; ook zij die niet ‘van het houtje’ waren, werden voortaan liefderijk opgenomen in de gezellige, echte dorpsclub. ‘Bijzonder eigenlijk,’ aldus Bart, ‘in Hazerswoude/Dorp waren de mensen voornamelijk Protestant, aan Hazerswoude/Rijndijk Rooms-Katholiek. Er was een Protestantse jongen die tegenover het veld woonde en per se lid van Bernardus wilde worden. Uiteindelijk met toestemming van de kapelaan mocht hij zich bij ons aansluiten.’

De club bestaat dit jaar precies driekwart eeuw. Dat dit feit ‘op z’n Bernardus’ gevierd zal worden, staat vast. Daarover later meer. Bernardus heeft door de tientallen jaren heen mannen aan het roer gehad, die de barricades op gingen, tegenslagen overwonnen en erin geslaagd zijn op te stomen naar een ledental waar menige andere voetbalvereniging jaloers is. ‘Zeshonderd,’ glundert Bart. ‘Mooi, hè!’ Dan te bedenken dat er in deze streek van de Randstad meer dan voldoende mogelijkheden zijn om een balletje te trappen. Meerburg, Koudekerk, Hazerswoudse Boys en de voetbalverenigingen in Alphen. Je hebt twee handen nodig om ze te tellen. Toch wordt er voor Bernardus gekozen.

‘Deze wijk Rhynenburch is groot, kinderrijk en voetballen in verenigingsverband kunnen ze om de hoek.’ Dat is reden een, volgens Bart. Nog een reden? ‘Bernardus leeft, bruist. Hier is altijd reuring. Elke doordeweekse avond en overdag in het weekend wordt er gevoetbald, getraind of gezellig wat nagepraat in de kantine. En we houden van een feestje.’ Feestjes en toernooien staan met hoofdletters geschreven op de evenementenlijst van Bernardus. Altijd gezellig, nooit gelazer.

Bart kwam op 12-jarige leeftijd bij Bernardus, daarvoor was hij Welp, compleet met petje, insignes en twee vingers omhoog wanneer onder aanvoering van de Akela de yell ‘Dip Dip, Dop Dop, Woef’ klonk. ‘De welpen kwamen op zaterdagmiddag bij elkaar, dus kon ik niet voetballen.  Mocht ook niet van de kerk! Geen concurrentie tussen voetbal en scouting. Toen ik de leeftijd had om over te stappen naar de Verkenners,  koos ik voor wat ik het liefste deed, voetballen en werd lid van Bernardus, om nooit meer weg te gaan.’

Toen, zestig jaar geleden, kwam er met Bart een man binnen de gelederen die van zich zou doen spreken, een legende bij leven zou worden. Woorden die de Roo liever niet wil horen, laat staan geschreven. ‘In Bernardus zijn er veel mensen geweest die meer het predicaat legende verdienen,’ vindt hij. Hij somt een paar namen op en zegt: ‘Linke soep, in feite mag ik niemand vergeten. Dus sorry bij voorbaat.’ In willekeurige volgorde: Sjaak Straver, Ton Lucas en Bert Meyer (voorzitters), Cor de Jong (secretaris),  Jan de Groot (penningmeester, jeugdleider en jeugdvoorzitter), Jan Borst sr. (jeugdleider), Sjaak Wortman, Rob en Like van Beek, Gerard van der Meer, de (mede-) oprichters Jaap Verdegaal, Rinus Scheel, Jan Bisschop, Jan Scholtes, Cor Romijn en vele, vele anderen.

Mannen van stavast, noemt Bart deze kerels, die het schip Bernardus ondanks stormen veilig de haven binnen loodsten. Dat de Roo er zelf ook een is, valt niet te ontkennen. Hij diende de club als speler (aanvoerder), jeugdleider, trainer (‘Bij Ruud de Groot heb ik mijn diploma’s behaald’), grensrechter, scheidsrechter, secretaris, voorzitter, lid van de Sportraad en – ‘Onderschat dat niet,’ aldus huidig voorzitter Dick Straathof – onderhandelaar met de gemeente en aanspreekpunt voor de KNVB. Dat Bernardus hem tot Erelid heeft benoemd en het terras op het sportcomplex naar hem heeft vernoemd, is zeer op zijn plaats. Hij hamerde op het belang van en waardering voor de vrijwilligers. Hij deed dat in vergaderingen, op bijeenkomsten en in zijn rubriek ‘Van de voorzitter’ in het clubblad ‘Kontakt’: ‘Zonder vrijwilligers kan een club niet. Ze zijn het cement waarop Bernardus is gebouwd, de olie in de machine.’

Natuurlijk heeft de nog steeds jonge De Roo, met een staat van dienst van heb-ik-jou-daar, ook gelijk, wanneer hij  zegt dat een vereniging zonder bestuur om de lijnen uit te zetten en voortdurend naar de toekomst te kijken, stuurloos is. Bestuur en korps vrijwilligers horen onverbrekelijk aan elkaar verbonden te zijn. Zo is het, knikt hij.

Crisissituatie en veel extra’s

Het woord is gevallen, stuurloos. 1997. Het bestuur telt nog twee – pak ‘m beet – drie leden. Een van hen is de voorzitter, Ton Lucas, die hoe dan ook wil aftreden. Bart wordt gebeld en op de hoogte gebracht van de crisissituatie. De Roo neemt het woord: ‘Bernardus draaide prima, alleen er was nauwelijks bestuurlijke kader meer. De club telde 450/500 leden, was kerngezond. Ik heb een man of vijftien gebeld, de toestand uitgelegd en een vergadering belegd. Een week later hadden we een voltallig bestuur in nieuwe samenstelling. Alleen nog geen voorzitter. Toen heb ik gezegd: ‘Wanneer jullie allemaal een bestuurstaak op je nemen, OK, dan word ik wel voorzitter.’

En zo geschiedde. Bart de Roo zou tien jaar aan het roer staan. En hoe! Met zijn komst breekt een drukke periode aan. Hij brengt samen met de andere bestuursleden meer lijn in de organisatie, er komen commissies die verantwoordelijkheid nemen en deeltaken uitvoeren. Er worden door het jaar heen toernooien gehouden, met onder andere het Oliebollen Toernooi, en aan het eind van het seizoen een afsluitdag waaraan massaal wordt deelgenomen. Bart de Roo bedenkt tal van extra’s die voor de leden aantrekkelijk zijn. ‘Motor’ de Roo beziet het allemaal en geniet. Samen met het andere nog levende Erelid Like van Beek kiest hij de Vrijwilliger van het Jaar, een onderscheiding die indruk maakt. Zonder verleden geen toekomst, dus wordt er door Arno de Groot (op verzoek van Bart) een Archief opgetuigd.

Net als Bart sr. heeft Bart jr. tot zijn 36ste in de hoofdmacht gespeeld, dik vijftien jaar. ‘Ik was technisch redelijk vaardig,’ laat hij noteren. ‘Geen groot voetballer, maar wel een die altijd wel goed was voor een 6, maar vaker werd het meer dan die 6. Ik liet geen training verstek gaan. Dat betekende dat de trainer bijna niet om mij heen kon.’

Binnen Bernardus herinnert men de Roo als een ‘kwikzilverachtige’ speler, snel, gehaaid, die heel lang een van de spitsen van het vlaggenschip is geweest. Hij lacht. Waarom?  ‘Er is een trainer geweest die bij hield wie de trainingen bezochten en wie niet. Ik ging nek-aan-nek met een ander en won door één training meer. Dat leverde een paar voetbalschoenen op!! Die ene training meer was op Kerstavond, ik was er, hij niet. Achteraf vond ik het een slechte zaak ook  op 24 december te moeten trainen. Mijn schoonvader had er de  dampen over in, dat ik er naar toe was gegaan. Het heeft de Kerstviering toen gelukkig niet bedorven.’

Als scheidsrechter heeft De Roo ook het nodige beleefd: ‘Ik floot de ontmoeting van onze A tegen ARC A. Bij ARC liep een jongen maar te zeuren, te zaniken en te zeiken. Heel vreemd, ARC stond met 0-4 voor. Ik was het op een gegeven zat, floot af en liep op die knul af en zei: ‘Als jij zo goed kan fluiten, hier is de fluit, ga je gang.’ Hij was helemaal niet verbaasd, deed zijn shirt en broekje uit en wij wisselden van tenue. Na afloop schudden we elkaar de hand en ik zei hem eerlijk dat hij uitstekend had gefloten.’

Alles wat Bernardus organiseerde werd ‘gevreten’. Vijf feestavonden in het jaar was vaste prik en altijd met een band. Muziek, Bart houdt van ‘alle muziek’. Met zijn band Eva & The Fig-Leaves (gevormd in de jaren zestig) werden de hits van dat moment gespeeld en een enkel eigen nummer. Een ondeugende naam, Eva & De Vijgenblaadjes. Vaak kwam er een luidruchtig verzoek uit de zaal: ‘Eva laat het vijgenblad eens vallen!’

Hij is een van de oprichters van Jongerensoos Pleyn ’68, waar ook met en later zonder Eva werd opgetreden. ‘De beatbandjes kwamen als paddenstoelen uit de grond, overal traden ze op, een rage man. Wij speelden eerst in de buurt, later door het hele land.’ Een ‘echte’ manager regelde de optredens. ‘Stoelinga heette de man, hij had ook Tee-Set, After Tea en The Row-Dy’s onder contract, die waren behoorlijk populair. Wij vingen 150 gulden per optreden, inclusief reiskosten. Daar houd je niets aan over. Toen een zaalhouder een keer met ons afrekende, bleek dat die Stoelinga 600 piek in zijn zak stak en ons een schijntje gaf. Dat was dus einde verhaal.’

Met zus Sanna vormt de gitaar spelende en zingende de Roo een duo, dat ontelbare bekende liedjes op het repertoire heeft staan. Er wordt opgetreden in bejaarden-, verpleeg- en verzorgingshuizen en voor mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap. Altijd met succes.  ‘Zo bezorgen wij hen een gezellige middag.’  Minstens zo bijzonder is het dat de Roo na tien jaar terugtreedt als voorzitter en het stokje overdraagt aan Bert Meijer, uitgerekend in het jaar dat Bernardus 60 jaar bestaat, 2007. ‘Dat zou weer een feestjaar worden, met de nodige herhalingen van zetten,’ luidde zijn motivatie. ‘Organisatorisch stond de club als een huis. Nu was de tijd aangebroken dat een andere voorzitter zou aantreden, met nieuwe accenten.’

En nu: 75 jaar Bernardus. Weer trekt een Feestcommissie (waarvan hij uiteraard ook deel uit maakt) alle registers open. De huidige zeshonderd leden kunnen rekenen op een week vol activiteiten. Natuurlijk met een feestavond, een afsluitend toernooi en speciale activiteiten voor de jeugd. Dat Hazerswoudenaren, niet-leden van de club, jong en oud de festiviteiten ook kunnen meevieren is vanzelfsprekend, dat kon bij eerdere jubilea ook. Dit jaar zal een Dorpsquiz voor het nodige spektakel zorgen.

Er moet een quizboek worden opgehaald met zo’n tweehonderd vragen en opdrachten die op zaterdagmiddag moeten worden beantwoord en uitgevoerd  door teams die uit minimaal tien personen bestaan. En het boek moet dan op die zaterdag(avond) weer worden ingeleverd. Op 21 mei wordt de quiz gehouden. Op de 28ste van die maand wordt de uitslag (tijdens een feestelijke  afsluiting) bekend gemaakt. ‘Er hebben zich al 22 teams aangemeld,’ vertelt Bart, ‘en de inschrijving is pas begonnen. Dat belooft wat.’

De kop van dit interview ‘Je cluppie helpen hoeft niet voor niets, het schuift veel en het is nog belastingvrij ook’, vraagt om nadere uitleg. Bart de Roo veert op, natuurlijk kent hij zijn eigen uitspraak. ‘Het schuift wel zeventien goede dingen, zei ik en somde er maar een paar op: Het schuift dankbaarheid, het schuift het vinden van vrienden, het schuift een gevoel van trots, het schuift zoveel en als laatste: het is nog belastingvrij ook. Dat was een van de weinige keren dat ik mijn beroepstrots bij het voetbal liet blijken. Ik heb namelijk een mooie loopbaan bij de Belastingdienst gehad.’

Soms is iets meer nodig om iemand als vrijwilliger over de streep te trekken. In zo’n geval heeft De Roo een prachtige en overtuigende reden paraat om ‘ja’ te zeggen: ‘Over twintig jaar zul je meer teleurgesteld zijn over dingen die je niet gedaan hebt dan over dingen die je wel gedaan hebt.’ De reactie luidt dan: ‘OK, Bart, ik doe het.’

Foto’s en knipsels: Archief Bart de Roo

Actuele foto’s: Riet de Roo – de Boer

Bronnen: 1947-1987 – Jubileum-uitgave S.V. Bernardus

1947–1997 – Zo bouwden wij de tribune van S.V. Bernardus

1947-2012 – Uitgave naar aanleiding van tentoonstelling 2011-2012